Vervolg op tussenvonnis. Benoeming psychiater, vraagstelling. Eiser, die drie levensdelicten heeft begaan, stelt dat sprake was van een psychose en dat een GGZ-instelling bij de behandeling van eiser niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank gelast een deskundigenbericht en gaat uitvoerig in op de aan de deskundige voor te leggen vraagstelling. De benoeming van een deskundige die werkzaam is voor een samenwerkingspartner van de GGZ-instelling heeft niet de voorkeur van de rechtbank. De rechtbank verzoekt partijen zich (opnieuw) uit te laten over de persoon van de te benoemen psychiater. Het calamiteitenrapport hoeft de GGZ-instelling niet in het geding te brengen. De rechtbank komt terug op een in een eerder tussenvonnis vervatte eindbeslissing. Achteraf opgestelde verklaringen door behandelaren kunnen (toch) bij de beoordeling worden betrokken. Wel moet inzichtelijk worden welke waarde de deskundige aan deze verklaringen heeft gehecht. Het verzoek van eiser dat drie pro Justitia-rapporten enkel ter kennis mogen worden gebracht aan de rechtbank, de advocaat van de verzekeraar van de GGZ-instelling en de deskundige, wijst de rechtbank af. Een beroep op artikel 22a lid 1 en 2 Rv wordt niet gehonoreerd.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 18-12-2024