Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

8.472 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0033

Strafrecht. De verdachte wordt onder andere veroordeeld wegens doodslag. De moeder van het overleden slachtoffer krijgt € 17.500 aan affectieschade toegekend. Het feit dat er tussen het overleden slachtoffer en zijn moeder in de laatste jaren voor zijn overlijden mogelijk sprake was van een getroebleerde relatie, doet niet af aan de (bloed)band die tussen hen bestond en deze omstandigheid maakt niet dat toekenning van een vergoeding van affectieschade in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof merkt daarbij op dat het bestaan van conflicten en het daardoor (al dan niet tijdelijk) ontbreken van contact tussen familieleden verschillende oorzaken kan hebben en in sommige gevallen ook juist verklaard kan worden door de emotionele band tussen hen. Bovendien is het door het overlijden van het slachtoffer ook niet meer mogelijk de band tussen haar en de benadeelde partij te herstellen. De zus van het slachtoffer krijgt geen shockschade toegekend. Zij was niet aanwezig bij het geweldsincident maar heeft haar broer twee dagen na zijn overlijden in het mortuarium gezien. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk gemaakt dat het slachtoffer op dat moment uitwendig (zichtbaar) letsel had. Het hof oordeelt dat de omstandigheid dat de benadeelde partij het slachtoffer heeft gezien in het mortuarium niet zonder meer gelijkgesteld kan worden met het waarnemen van het strafbare feit of een directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan. Het levensgezel van het slachtoffer krijgt € 20.000 aan affectieschade toegekend. De vordering van het levensgezel van het slachtoffer tot shockschade wordt niet-ontvankelijk verklaard. Voor de motivering van dat besluit verwijst het hof naar de overweging ten aanzien van de vordering van de zus van het slachtoffer.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20-12-2024

Rechtspraak

PS 2025-0029

Tussenbeschikking. In 2019 heeft er zich een medische fout voorgedaan bij de behandeling van een vrouw in een ziekenhuis. In 2020 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar namens het ziekenhuis aansprakelijkheid erkend voor een verwijtbaar delay in de juiste diagnosestelling en behandeling. Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft een neurochirurgisch onderzoek plaatsgevonden. Op grond van dit rapport hebben het ziekenhuis en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar het standpunt ingenomen dat weliswaar een aanvullende scan/MRI gemaakt had moeten worden, maar dat het nalaten daarvan geen gevolgen voor de verdere beloop heeft gehad. De procespartijen zijn het erover eens dat een onafhankelijk deskundigenonderzoek door een neuroloog moet worden bevolen. Bij de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de te stellen vragen. Het verzoek van de vrouw dat het eerdere onderzoeksrapport niet naar de deskundige zal worden verstuurd wordt niet ingewilligd. De rechtbank zal niet bepalen dat de te benoemen deskundige het rapport als uitgangspunt dient te nemen voor het onderzoek. De rechtbank acht echter wel van belang dat de te benoemen deskundige kennisneemt van het rapport. Het ziekenhuis en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar moeten het procesdossier als het medisch dossier naar de deskundige versturen. De deskundige zal bij afzonderlijke beschikking worden benoemd.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 03-12-2024

Rechtspraak

PS 2025-0025

Kort geding. Een man is in 2024 betrokken geraakt bij een verkeersongeval. De verzekeraar van de tegenpartij heeft aansprakelijkheid voor de als gevolg van het verkeersongeval geleden schade erkend. De verzekeraar heeft tot nu toe in totaal € 15.000 aan voorschotten op de schade aan de man betaald. De man is van mening dat zijn schade groter is dan de voorschotten die hij tot nu toe heeft ontvangen en vordert dat de voorzieningenrechter de verzekeraar veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een aanvullend voorschot op de schade te betalen. De man vindt dat hij hier een spoedeisend belang bij heeft omdat hij al maandenlang geen inkomsten meer heeft terwijl hij een gezin heeft, hoofdkostwinnaar is en kosten moet maken voor medische behandelingen. De verzekeraar is het hier niet mee eens. Volgens de voorzieningenrechter is er sprake van een juridisch causaal verband tussen het verkeersongeval en in ieder geval de nekklachten van de man. Dat de degeneratieve afwijkingen van de man wellicht uiteindelijk zouden hebben kunnen leiden tot de nekklachten en een deel van de overige gezondheidsklachten doet hier niet aan af. Voor juridische causaliteit is namelijk niet noodzakelijk dat klachten een direct gevolg zijn van het ongeval. De voorzieningenrechter ziet verder geen aanleiding om het causaal verband tussen ongeval en de schade bestaande uit onder meer verlies van arbeidsvermogen doorbroken te achten wegens de enkele omstandigheid dat de man na het ongeval nog een periode substantieel heeft doorgewerkt. De voorzieningenrechter wijst een aanvullend voorschot toe van € 13.000. Voor toewijzing van een hoger bedrag is op dit moment onvoldoende grond. Een belangenafweging maakt dat het belang van de man bij voldoening van dit voorschot in de gegeven situatie zwaarder weegt dan het door de verzekeraar gestelde restitutierisico. De voorzieningenrechter geeft de verzekeraar een termijn van twee weken om het aanvullende voorschot te betalen.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 18-12-2024