De werknemer, als patrouillerend beveiliger in dienst van de werkgever, heeft in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade geleden. Hij is over een hek gesprongen en met de trouwring blijven haken achter een punt, waardoor hij de ringvinger van zijn rechter-, dominante hand is kwijtgeraakt. Om voor de werkgever aansprakelijkheid te ontlopen moet hij bewijzen dat hij zodanige (algemene) werkvoorschriften en (specifieke) aanwijzingen heeft gegeven dat de werkgever zou worden beschermd tegen een ongeval zoals dat heeft plaatsgevonden. Er is niet gebleken van een schriftelijke regeling met een gebod om tijdens het werk geen sieraden te dragen, zelfs geen kleine zoals trouwringen. Er is ook niet gebleken van een regel die bepaalt dat werknemers niet over hekken mogen springen. Daarbij misten er ook duidelijke aanwijzingen over het uitvoeren van een check die bij de werkzaamheden van de werknemer horen. Het Hof oordeelt daarom net als het Gerecht in eerste aanleg dat de werkgever in het kader van artikel 7A:1614x BW en de Veiligheidslandsverordening aansprakelijk is en laat de veroordeling van de werkgever tot betaling van schadevergoeding, begroot op NAf 46.312, in stand.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 25-02-2025