Naar boven ↑

M.J. Kroeze

Rechtspraak

PS 2023-0486

Artikel 81 RO. Als gevolg van zogenoemde slakken die zich hebben volgezogen met vocht is de vloer in een loods die wordt gebruikt voor logistieke activiteiten op enkele plaatsen met enkele centimeters omhooggekomen. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geoordeeld dat dit in huurrechtelijke zin een gebrek is dat hersteld dient te worden. De vordering tot schadevergoeding op grond van artikel 6:174 BW is ook in beide instanties afgewezen. In cassatie worden slechts de overwegingen van het hof die zien op opstalaansprakelijkheid bestreden. In deze zaak wordt in dit kader onder meer de vraag aan de orde gesteld of artikel 6:174 BW ook van toepassing kan zijn als het gevaar van de opstal ontstaat of zich verwezenlijkt door een combinatie van het feit dat de opstal niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en het gebruik dat van de opstal wordt gemaakt. De conclusie van A-G Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwerpt het beroep. De in deze zaak gestelde onveilige toestand van de opstal, zijnde de gebrekkige constructie van de vloer, heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot enige verwezenlijking van een gevaar voor personen of zaken. Dat de huurder wijzigingen in de bedrijfsvoering heeft moeten doorvoeren vanwege de ongelijke vloer betekent niet dat er personen of zaken zijn gekwetst, en evenmin dat sprake is van (bedrijfs)schade als gevolg van schade aan personen of zaken als bedoeld in artikel 6:174 BW.
Hoge Raad, 13-10-2023