Naar boven ↑

Annotatie

mr. D. van Gastel
3 februari 2020

Rechtspraak

Geen sprake van eigen schuld vanwege ontbreken causaal verband bij passagier die ernstig letsel oploopt bij eenzijdig ongeval.

Eigen schuld. De onderhavige zaak heeft betrekking op een eenzijdig ongeval, waarbij een van de passagiers ernstig letsel heeft opgelopen. De vraag die zich in deze kwestie voordoet is of er aan de zijde van de passagier sprake is van eigen schuld, als gevolg waarvan de schadevergoedingsverplichting van de verzekeraar moet worden verminderd. De verzekeraar heeft gesteld dat sprake is van eigen schuld aangezien de benadeelde wist dat hij meereed met een bestuurder die onder invloed verkeerde van drugs. Daarnaast heeft de verzekeraar gesteld dat benadeelde geen gordel droeg. Naar het oordeel van de rechtbank was geen sprake van eigen schuld wegens het ontbreken van causaal verband.

In deze noot worden eerst kort de casus en de standpunten van partijen geschetst. Daarna wordt ingegaan op het oordeel van de rechtbank en vervolgens op het leerstuk van eigen schuld.

1. De casus en standpunten van partijen

In deze zaak staat de vraag centraal of er grond is om de schadevergoedingsplicht van de verzekeraar op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) te verminderen. De feiten zijn als volgt. Op 8 februari 2016 omstreeks 20.30 uur is verzoeker betrokken geraakt bij een eenzijdig ongeval. Hij zat op dat moment als passagier in de auto bij een vriend (A.). Achterin zat een andere vriend (B.).

Voor het ongeval had A. wiet gehaald. Vast staat dat A. in ieder geval één trekje van een joint had genomen voordat het drietal hun weg vervolgde. De auto is van de weg geraakt en tegen een boom tot stilstand gekomen. In het proces-verbaal van de politie was genoteerd dat benadeelde geen gordel om had toen de hoofdagent na het ongeval bij hem kwam.

Achmea, de WAM-verzekeraar van het voertuig, heeft aansprakelijkheid erkend. Achmea stelt dat verzoeker 75 procent eigen schuld kan worden toegerekend, aangezien hij (1) is meegereden met een bestuurder van wie hij wist dat hij onder invloed van drugs verkeerde (vijftig procent eigen schuld) en (2) omdat hij geen gordel droeg (25 procent eigen schuld). Vanwege de ernst van het letsel is Achmea bereid een billijkheidscorrectie toe te passen van 25 procent, zodat vijftig procent eigen schuld resteert.

Verzoeker heeft eenzijdig Baan Hofman Ongevallenanalyse ingeschakeld. Baan Hofman heeft geconcludeerd dat aquaplanning de meest waarschijnlijke oorzaak is van het ontstaan van het ongeval en dat het wel of niet dragen van de gordel geen invloed heeft gehad op het ontstaan van het letsel.

Achmea heeft eenzijdig Meuwissen Verkeers Ongevallen Analyse (MVOA) ingeschakeld. MVOA heeft geconcludeerd dat de afwezigheid van sporen op de gordel niet leidt tot de conclusie dat de gordel niet werd gedragen. Volgens MVOA kan echter niet met zekerheid worden gesteld dat het wel of niet dragen van de gordel geen enkele invloed heeft gehad op het ontstaan van het letsel.

Verzoeker is het niet eens met de stelling van Achmea dat sprake is van eigen schuld en heeft de rechtbank verzocht om voor recht te verklaren dat de schadevergoedingsverplichting van Achmea niet moet worden verminderd wegens eigen schuld.

2. Oordeel rechtbank eigen schuld vanwege gebruik verdovende middelen

Kijkend naar andere rechterlijke uitspraken over dit onderwerp staat meestal wel vast dat sprake is van causaal verband tussen het gebruik van verdovende middelen en het ontstaan van het ongeval, bijvoorbeeld omdat de toegestane hoeveelheid verdovende middelen of alcohol de norm fors heeft overschreden. Vaak gaat het om de vraag of de passagier wist of kon weten dat de bestuurder verdovende middelen of alcohol had gebruikt (zie bijv. Hof ’s-Gravenhage 19 juni 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BD6919). Dat was in deze zaak geen discussiepunt, want vaststaat dat verzoeker wist dat de bestuurder bij wie hij in de auto zat onder invloed was van verdovende middelen. De concentratie THC in het bloed overschreed in geringe mate de toegestane hoeveelheid.

Het ging hier in de kern juist wel om de vraag of het ongeval mede is veroorzaakt door het gebruik van verdovende middelen (causaal verband). Achmea heeft gesteld dat het causaal verband tussen het drugsgebruik van de bestuurder en het ongeval voorshands bewezen is en heeft een beroep gedaan op toepassing van de omkeringsregel.

De rechtbank heeft opgemerkt dat het enkele feit dat de concentratie THC in het bloed de toegestane hoeveelheid overschreed, nog niet tot de conclusie leidt dat er grond is voor vermindering van de schadevergoedingsplicht wegens eigen schuld aan de zijde van verzoeker. Immers, vast moet staan dat het ongeval (en dus de schade van verzoeker) mede is veroorzaakt door het gebruik van verdovende middelen door de bestuurder.

De rechtbank verwijst ten eerste naar de conclusies in het rapport van Baan Hofman Ongevallenanalyse. Baan Hofman heeft geconcludeerd dat aquaplanning de meest waarschijnlijke oorzaak is van het ontstaan van het ongeval gezien de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. Het was donker, het regende, er lagen plassen op het wegdek en er was sprake van harde windstoten.

Daarnaast wordt verwezen naar het arrest van 10 juli 2019 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In dat arrest heeft het gerechtshof de bestuurder in deze zaak (A.) vrijgesproken van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Het gerechtshof heeft geconcludeerd dat de bestuurder zijn snelheid en rijgedrag heeft aangepast aan de slechte weersomstandigheden. Desondanks is de auto van de weg geraakt. Het feit dat de bestuurder verdovende middelen had gebruikt, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.

Gezien voornoemde conclusies, die Achmea onvoldoende onderbouwd heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat het gebruik van verdovende middelen heeft geleid tot onoplettendheid of onvoorzichtigheid van de bestuurder die heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het ongeval.

Verzoeker heeft volgens de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden als de bestuurder niet onder invloed was geweest van verdovende middelen. Alleen al om die reden slaagt het beroep van Achmea op toepassing van de omkeringsregel niet. Er is geen aanknopingspunt voor de stelling van Achmea dat de geringe overschrijding van de grenswaarde THC van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval.

3. Oordeel rechtbank eigen schuld vanwege niet dragen gordel

Een eerste vereiste voor het slagen van een beroep op eigen schuld vanwege het niet dragen van de gordel, is dat komt vast te staan dat benadeelde de gordel niet heeft gedragen. Dat zal met voldoende zekerheid moeten kunnen worden afgeleid uit de specifieke omstandigheden van het geval. Zie in dit verband ook de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba 19 januari 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:4, r.o. 2.3. In deze zaak had de aansprakelijke partij niet voldaan aan haar stelplicht en bewijslast ten aanzien van de stelling dat de benadeelde geen helm droeg.

In de onderhavige zaak heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet vast is komen te staan dat verzoeker geen gordel droeg ten tijde van het ongeval.

Zowel Baan Hofman (ingeschakeld door verzoeker) als MVOA (ingeschakeld door Achmea) hebben geconcludeerd dat de afwezigheid van sporen op de gordel niet zonder meer leidt tot de conclusie dat de gordel niet werd gedragen. Dat komt onder andere vanwege het feit dat in deze zaak sprake was van een zijwaartse impact.

Ten aanzien van het feit dat de hoofdagent die na het ongeval ter plaatse is gekomen in het proces-verbaal heeft genoteerd dat verzoeker geen gordel om had, heeft de rechtbank opgemerkt dat dit nog niet betekent dat verzoeker zijn gordel niet om had ten tijde van het ongeval. Het is niet uitgesloten dat iemand de gordel van verzoeker na het ongeval heeft losgemaakt. Dat de andere passagier (B.) alleen verklaard heeft dat hij de gordel van de bestuurder heeft losgemaakt leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. Er is hem niet expliciet gevraagd naar de gordel van verzoeker. Zijn verklaring sluit volgens de rechtbank niet uit dat hij ook de gordel van verzoeker heeft losgemaakt.

De rechtbank heeft in dit verband nog opgemerkt dat verzoeker voldoende onderbouwd heeft gesteld en aannemelijk heeft gemaakt dat het wel of niet gebruiken van de gordel in dit specifieke geval geen invloed heeft gehad op het ontstaan van het letsel. Ook op dit punt wordt verwezen naar de rapporten van Baan Hofman en MVOA.

4. Leerstuk eigen schuld en commentaar op uitspraak van de Rechtbank Overijssel

Het leerstuk van eigen schuld komt pas om de hoek kijken als de schadevergoedingsplicht van de andere partij (in dit geval Achmea) vaststaat. Daarover bestaat in deze zaak geen discussie.

Eigen schuld is een uitvloeisel van de gedachte dat in beginsel ieder zijn eigen schade moet dragen. Het leerstuk van de eigen schuld van de benadeelde is opgenomen in artikel 6:101 BW. Wanneer de schade mede een gevolg is van omstandigheden die aan de benadeelde kunnen worden toegerekend, is de (aansprakelijke) partij in beginsel slechts verplicht om een gedeelte van de schade te vergoeden. In dat geval wordt de schade verdeeld over de aansprakelijke partij en de benadeelde in de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade.

Nadat de causaliteitsafweging heeft plaatsgevonden kan eventueel nog een billijkheidscorrectie worden toegepast als de uitkomst van de causale verdeling niet rechtvaardig uitpakt. Een billijkheidscorrectie kan bijvoorbeeld worden toegepast vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of vanwege de ernst van het letsel.

Voordat de schadevergoedingsplicht van de aansprakelijke partij op grond van artikel 6:101 BW wordt verminderd, moet vaststaan dat sprake is van causaal verband tussen de omstandigheden die aan de benadeelde (hier: verzoeker) kunnen worden toegerekend en de schade.

De schade moet dus mede een gevolg zijn van omstandigheden die aan de benadeelde kunnen worden toegerekend. Als die omstandigheden niet hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade, wordt de schadevergoedingsplicht niet verminderd.

Ten aanzien van de bewijslast geldt in beginsel dat de stelplicht en de bewijslast van de eigen schuld rusten op de partij die een beroep doet op eigen schuld (zie o.a. HR 17 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9749, r.o. 3.3.3 en HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6996, r.o. 3.4.2). Dat is immers de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten en omstandigheden; vermindering van de schadevergoedingsplicht (art. 150 Rv).

Naar mijn mening heeft de Rechtbank Overijssel op goede gronden het beroep van Achmea op eigen schuld niet gehonoreerd.

4.1 Gebruik verdovende middelen

Ten aanzien van het gebruik van verdovende middelen door de bestuurder van het voertuig zijn voldoende concrete omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt op basis waarvan de rechtbank tot de conclusie kon komen dat het ongeval niet mede is veroorzaakt door het gebruik van verdovende middelen door de bestuurder.

Interessant is de vraag of het beroep op toepassing van de omkeringsregel wel zou zijn gehonoreerd als verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden als de bestuurder niet onder invloed was geweest van verdovende middelen. Dit vanwege het feit dat het niet verzoeker is geweest die een norm (rijden onder invloed) heeft geschonden, maar de bestuurder.

De omkeringsregel strekt ertoe dat in bepaalde gevallen een uitzondering wordt gemaakt op de hoofdregel van artikel 150 Rv, in die zin dat het bestaan van causaal verband (in de zin van condicio sine qua non-verband) tussen de onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen, tenzij degene die wordt aangesproken bewijst dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan.

Voor toepassing van deze regel is vereist dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt ter voorkoming van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het specifieke gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt (zie o.a. HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7351). Het rijden onder invloed levert een normschending op die specifiek sterkt ter voorkoming van verkeersongevallen. In de onderhavige zaak was het echter de bestuurder die voornoemde norm (rijden onder invloed) heeft geschonden.

De ratio van de omkeringsregel brengt mee dat in gevallen waarin aan de vereisten voor toepassing van de omkeringsregel is voldaan, de onzekerheid omtrent het exacte verloop van de gebeurtenissen voor risico komt van degene die de desbetreffende norm heeft geschonden (zie o.a. HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7264). Dat zou pleiten voor de stelling dat de omkeringsregel niet kan worden toegepast als de norm, zoals in de onderhavige zaak, niet door de benadeelde zelf is geschonden.

Anderzijds zou betoogd kunnen worden dat de benadeelde (hier: verzoeker) wist dat de bestuurder onder invloed verkeerde van drugs en dat om die reden de gedragingen van de normschender (hier: de bestuurder) aan hem kunnen worden toegerekend, omdat dat in zijn risicosfeer ligt.

Het feit dat het niet verzoeker zelf is die de norm heeft geschonden bezien in het licht van de gevolgen van toepassing van de omkeringsregel (causaal verband wordt aangenomen, tenzij) ben ik van mening dat toepassing van de omkeringsregel in een dergelijk geval te ver gaat en niet gerechtvaardigd is.

4.2 Wel/niet dragen gordel

De rechtbank heeft mijns inziens op goede gronden geconcludeerd dat niet vast is komen te staan dat verzoeker geen gordel droeg ten tijde van het ongeval. Daarvoor zijn te veel onzekerheden. De omstandigheden – de conclusies van Baan Hofman/MVOA en het feit dat niemand heeft gezien of verklaard dat verzoeker zijn gordel niet droeg – zouden deze conclusie niet rechtvaardigen.

Bij een discussie over het wel of niet dragen van de gordel en de invloed daarvan op het ontstaan of de ernst van het letsel, is het van belang dat de benadeelde zijn stelling voldoende onderbouwt, zoals verzoeker in deze zaak heeft gedaan. Hoewel de bewijslast voor eigen schuld op de aansprakelijke partij rust, wordt de stelling van de aansprakelijke partij dat het letsel minder ernstig zou zijn als de gordel wel was gedragen, door de rechtbank vaak aannemelijk geacht (zie o.a. Rb. Middelburg 3 februari 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BL5565, r.o. 2.5). De verplichting tot het dragen van een gordel bestaat immers omdat bij de meeste ongevallen het letsel minder ernstig is dan wanneer geen gordel wordt gedragen. Om te voorkomen dat een beroep op eigen schuld slaagt, zal je als benadeelde deze algemene ervaringsregel gemotiveerd moeten betwisten (zie ook Rb. Noord-Nederland 5 februari 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:414).

Zaken zoals de onderhavige zijn vaak erg casuïstisch en het antwoord op de vraag of er grond is om de schadevergoedingsplicht op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) te verminderen, wordt ingekleurd door de specifieke omstandigheden van het geval. De Rechtbank Overijssel heeft mijns inziens in deze zaak op goede gronden het beroep van Achmea op eigen schuld aan de zijde van verzoeker afgewezen.