Een onverzekerde scooter heeft in 2024 een aanrijding veroorzaakt, waarbij het slachtoffer schade leed. Stichting Waarborgfonds Motorverkeer heeft daarom de schade vergoed. Het Waarborgfonds heeft vervolgens de bestuurder van de scooter aansprakelijk gesteld voor de schade, maar hij heeft het schadebedrag niet aan haar betaald. Het Waarborgfonds eist daarom nu dat de bestuurder de schade alsnog aan haar betaalt, vermeerderd met wettelijke rente. De bestuurder erkent dat de scooter van hem was en niet verzekerd was. Hij voert aan dat de scooter in de schuur stond en dat hij niet van plan was deze op de openbare weg te gebruiken. Volgens hem heeft zijn neef zonder toestemming de scooter gebruikt en het ongeval veroorzaakt. Ondanks meerdere pogingen is het de bestuurder niet gelukt om contact te krijgen met het Waarborgfonds. Na het incident heeft hij een verzekering voor een ander voertuig afgesloten, maar hij moet nu een hogere premie betalen vanwege het voorval. De bestuurder stelt schade te hebben geleden door de handelwijze van het Waarborgfonds. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vordering wordt toegewezen. Dat de neef de bestuurder zou zijn geweest en de scooter zonder zijn medeweten heeft gebruikt, maakt niet uit. Het verhaalsrecht van het Waarborgfonds op de kentekenhouder (art. 27 lid 1 sub b WAM) is namelijk een zelfstandig en direct recht. Wie de bestuurder was en of deze toestemming had, is voor de vordering op de bestuurder als onverzekerde kentekenhouder niet van belang. De enige uitzondering zou diefstal zijn (art. 3 WAM), maar de bestuurder stelt niet dat er sprake was van diefstal en levert hier ook geen enkel bewijs voor (zoals een aangifte). Verder overweegt de kantonrechter dat de stelling dat de bestuurder schade leidt door de melding van het Waarborgfonds geen tegenvordering is. De bestuurder heeft in zijn conclusie van antwoord enkel gesteld dat hij schade lijdt doordat zijn verzekeringspremie is verhoogd, maar hij heeft geen concrete vordering ingesteld en bijvoorbeeld ook geen concreet schadebedrag genoemd. Daarmee voldoet zijn uitlating niet aan de vereisten voor een eis in reconventie als bedoeld in artikel 136 Rv.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 17-10-2025