Een vrouw stelt gevallen te zijn van haar fiets in 2021. Bij een eerder tussenvonnis is de vrouw opgedragen om te bewijzen dat zij met de fiets ten val is gekomen door een niet-afgedekte draaikolk, althans feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de weg niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en daardoor gevaar opleverde en dat het uit die gebrekkige toestand voortvloeiende gevaar (het daardoor ten val komen met de fiets), zich heeft verwezenlijkt. Tegelijkertijd is het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) opgedragen om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de vrouw in de gegeven omstandigheden te onvoorzichtig heeft gereden. Het gerecht stelt voorop dat de vrouw een zeer ernstig ongeval is overkomen met voor haar verstrekkende gevolgen; zij heeft aanzienlijke schade geleden. Het is heel goed mogelijk dat dit ongeval niet aan haar eigen schuld te wijten is en het is daarom ook goed voorstelbaar dat zij deze schade vergoed wil zien. Het is ook begrijpelijk dat zij, omdat zij zich zelf niet meer kan herinneren wat er gebeurd is, vastgesteld wil zien wat haar val heeft veroorzaakt en wie daarvoor verantwoordelijk is. Maar, zoals ook al in het tussenvonnis is overwogen, zal, om het OLB aansprakelijk te houden voor het ongeval en de gevolgen daarvan, vast moeten komen te staan dat haar val is veroorzaakt doordat de weg niet voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden gesteld mochten worden. Er zijn twee getuigen gehoord. Het gerecht overweegt in de eerste plaats dat het feit dat er grote plassen water op de weg stonden onvoldoende is om te concluderen dat de weg niet aan de eisen voldeed. Het is nu eenmaal een feit van algemene bekendheid dat op Bonaire bij hevige regenval het water niet snel genoeg kan afwateren. Ook goed onderhouden wegen kunnen dan langere tijd blank blijven staan. Ook het feit dat het zicht slecht was, kan niet aan het OLB worden tegengeworpen. Bij duisternis en regen is het zicht nu eenmaal altijd slecht; dat de straatverlichting kapot was, is ook onvoldoende gebleken. In de tweede plaats geldt dat, nu geen van beide getuigen de val heeft zien gebeuren en nu ook geen van beiden een kuil, gat of open afvoerput hebben waargenomen, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de vrouw ten val is gekomen doordat zij daar met haar voorwiel in terecht is gekomen. De vrouw zegt zelf dat ze zich zelf niets herinnert, maar dat zij dit van anderen heeft gehoord. Dit zou zij dan mogelijk van de tweede getuige hebben gehoord, die op haar beurt zegt dat zij dit van anderen heeft gehoord. Dit zou dan mogelijk van de eerste getuige, haar vriendin of een andere man zijn. De eerste getuige zegt de val echter zelf ook niet te hebben gezien, terwijl uit haar verklaring ook niet kan volgen dat haar vriendin of de ‘andere man’ de val hebben gezien. Mogelijk zijn speculaties over de oorzaak van de val een eigen leven gaan leiden. In de derde plaats is het zo dat er mogelijk sprake was van een afvoerput waar het rooster van af was gehaald en die daardoor openstond. Dit zou geconcludeerd kunnen worden doordat de eerste getuige een los rooster op de stoep heeft zien liggen en heeft verklaard dat bij regen wel vaker het rooster van de put werd gehaald; dit kennelijk om de put makkelijker te laten afwateren. Dat de vrouw door deze open put ten val is gekomen, is zoals gezegd onvoldoende vast komen te staan. Maar ook als dit zo zou zijn, betekent het nog niet dat het OLB daarvoor verantwoordelijk is. Het is immers onbekend wie het rooster van de put heeft gehaald; het is niet waarschijnlijk dat het OLB dit heeft gedaan. Vermoedelijk is het door omwonenden gedaan en dit kan het OLB in beginsel niet worden tegengeworpen. Dit zou slechts anders zijn als het OLB er wetenschap van droeg dat het deksel regelmatig van de put werd gehaald en zou hebben nagelaten maatregelen te treffen ter voorkoming daarvan; maar niet gebleken is dat het OLB op dit punt is gewaarschuwd. Het OLB kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de door de vrouw geleden schade. Haar vorderingen moeten daarom worden afgewezen.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 29-10-2025