Naar boven ↑

Annotatie

mr. dr. J.E. van de Bunt
3 februari 2020

Rechtspraak

Geen geval van zuiver nalaten.

In deze zaak worden de ouders van Tristan van der V. aangesproken in verband met het schietincident in Alphen aan de Rijn op 9 april 2011. De ouders van Tristan van der V. wordt verweten dat zij hadden moeten ingrijpen om het schietincident te voorkomen. Is hun nalaten onrechtmatig? En kunnen de twee aansprakelijkheidsverzekeraars verplicht worden een schade-uitkering te doen?

1. Inleiding

Tristan van der V. heeft op 9 april 2011 in het winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan de Rijn zes mensen doodgeschoten en zeventien mensen verwond. Daarna heeft hij zichzelf van het leven beroofd. Dertien mensen die bij het bloedbad aanwezig waren beginnen een rechtszaak. De ouders van Tristan van der V. worden aangesproken in verband met het schietincident. De ouders wordt verweten dat zij hadden moeten ingrijpen om het schietincident te voorkomen. Ook twee aansprakelijkheidsverzekeraars, Reaal en Vivat, worden in rechte aangesproken tot betaling van al hetgeen zij uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst met de ouders zijn gehouden te betalen. De Rechtbank Den Haag oordeelt op 14 juni 2017 dat er geen sprake is verwijtbaar handelen van de ouders en dat zij daarom niet onrechtmatig gehandeld hebben. Voor een van de aansprakelijkheidsverzekeraars komt er nog een vervolg. In deze zaak draait het om de vraag of de ouders zuiver nalatig zijn geweest en of twee aansprakelijkheidsverzekeraars schadeplichtig zijn. Ook in deze annotatie staan zowel deze vragen als het oordeel van de Rechtbank Den Haag centraal.

2. Juridisch kader

Voordat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW kan worden aangenomen, moet er sprake zijn van onrechtmatig gedrag. Dat kan op grond van een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Die laatste categorie omvat mede gevallen van gevaarzetting. Het Kelderluik-arrest (HR 5 november 1965, NJ 1966/136) bevat de gezichtspunten die bepalen of het in het leven roepen of laten voortbestaan van een gevaarlijke situatie onrechtmatig is.

In de situatie van de ouders van Tristan van der V. gaat het om de mogelijke onrechtmatigheid van het laten voortbestaan van een gevaarlijke situatie. Wat bijzonder is aan deze aansprakelijkheid is dat het gaat om het laten voortbestaan van een gevaarlijke situatie, die niet gecreëerd is door de aangesproken persoon. De rechter neemt niet snel aan dat zuiver nalaten als onrechtmatig wordt aangemerkt. Daarvoor moet aan een aantal strikte voorwaarden zijn voldaan, zo blijkt uit de rechtspraak (HR 22 november 1974, NJ 1975/149 (Struikelende broodbezorger); vgl. ook G.E. van Maanen/S.D. Lindenbergh, Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer: Kluwer 2015, p. 59): (i) concrete kennis van een gevaarlijke situatie, (ii) dreiging van ernstig geestelijk of lichamelijk letsel, (iii) de mogelijkheid én de noodzaak om daadwerkelijk iets te doen, en (iv)de reële verhouding tussen moeite en kosten en het gevaar.

3. Toepassing in deze zaak

Eisers verwijten de ouders dat zij ermee bekend waren dat Tristan door een stoornis psychisch labiel was en de beschikking had over verschillende vuurwapens en munitie. Hij vormde daarom een gevaar voor de samenleving. De ouders van Tristan hadden de relevante autoriteiten moeten waarschuwen, zodat het schietincident voorkomen had kunnen worden. Eisers vorderen dat de ouders hun schade moeten betalen vanwege hun onrechtmatig handelen.

Volgens de rechtbank komt het aan op wat de ouders destijds wisten dan wel konden of moesten weten over het gevaar dat Tristan wapengeweld tegen derden zou aanwenden, zoals hij in het schietincident heeft gedaan. De rechtbank verwijst naar het arrest Struikelende broodbezorger en benadrukt dat de ouders concrete kennis gehad moeten hebben van het bestaande of ophanden zijnde gevaar.

Als het gaat om nalatigheid kan een bijzondere positie een bijzondere zorgplicht in het leven roepen op grond waarvan van de betreffende persoon een grotere kennis en alertheid mag worden verlangd, zo stelt de rechtbank. De relatie tussen ouder en hun volwassen kind, zoals het geval van Tristan die ten tijde van de schietpartij 24 jaar oud was, roept niet in het algemeen een bijzondere zorgplicht in het leven. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ouders van kinderen tot en met 14 respectievelijk 16 jaar wel een bijzondere juridische positie hebben, die ook tot uitdrukking komt in de wettelijke aansprakelijkheid van artikel 6:169 BW. In het concrete geval kunnen bijzondere omstandigheden een bijzondere zorgplicht ten aanzien van een meerderjarig kind in het leven roepen, zoals de omstandigheden dat Tristan bij zijn ouders inwoonde en dat zij nauw betrokken waren bij zijn psychiatrische behandeling.

Toch oordeelt de rechtbank dat de ouders van Tristan geen verwijt valt te maken. Zij hadden geen reden te vrezen dat Tristan in 2011 zijn wapens zou aanwenden tegen derden, evenmin op grond van een bijzondere zorgplicht. Nadat zijn psychiatrische behandeling bij de ggz was beëindigd in 2010 en hij geen verontrustend gedrag vertoonde, mochten zij ervan uitgaan dat zijn situatie stabiel was. Met andere woorden: zij bezaten destijds geen concrete kennis van het ophanden zijnde gevaar. De vordering van eisers wordt daarom afgewezen.

4. De twee aansprakelijkheidsverzekeraars

Kunnen de aansprakelijkheidsverzekeraars worden verplicht een schade-uitkering te doen? Ten aanzien van Vivat komt vast te staan dat er geen verzekeringsovereenkomst bestaat. Ten aanzien van Reaal geldt, zo oordeelt de rechtbank, dat de ouders geen nalatigheid of ander onrechtmatig handelen verweten kan worden. Daarmee rust op Reaal als aansprakelijkheidsverzekeraar geen verplichting op grond van de Aansprakelijkheidsverzekering voor Particulieren om een schade-uitkering aan de eisers te voldoen.

Dan is er nog de vraag of deze verzekering ook dekking biedt voor onrechtmatig handelen van Tristan zelf, die als inwonend gezinslid meeverzekerd zou kunnen zijn onder de polis van de ouders. De rechtbank gaat uit van de dekking zoals vermeld op het laatste polisblad voorafgaand aan het schietincident, van oktober 2004. Op dat blad bestond ook dekking voor door Tristan veroorzaakte schade. De rechtbank laat Reaal toe tot het leveren van tegenbewijs van het door haar voorshands aangenomen bewijsvermoeden dat Tristan was meeverzekerd. Als Reaal daar niet in slaagt, dan kan zij mogelijk nog een beroep doen op de ‘opzetclausule’, zoals de rechtbank zelf ook al opmerkt.